De vakantiebijslag komt er weer aan. Nu met de coronacrisis verschijnen er veel berichten over de mogelijkheid om de vakantiebijslag op een later moment uit te betalen.
Wanneer wordt gekeken naar de wet geldt dat in artikel 17 lid 1 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WMM) het volgende is bepaald:
“De vakantiebijslag, waarop de werknemer over het loon en de uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet, voor zover een en ander tot en met 31 mei van het lopende jaar opeisbaar is geworden, recht heeft verworven, wordt behoudens het bepaalde in de volgende leden in de maand juni uitbetaald”.
De hoofdregel op basis van de WMM is dat de vakantiebijslag uiterlijk in de maand juni wordt uitbetaald. In artikel 17 lid 2 WMM kun je lezen dat bij publiekrechtelijke regeling of bij schriftelijke overeenkomst van de hoofdregel kan worden afgeweken, indien de vakantiebijslag ten minste eenmaal per kalenderjaar wordt uitbetaald.
In de berichten die voorbij komen wordt gesteld dat wanneer werkgever en werknemer overeenkomen dat de vakantiebijslag op een later moment wordt betaald, dit kan.
Het liefst heb je dan als werkgever van iedere werknemer een schriftelijk akkoord maar in sommige gevallen (zeker bij veel werknemers) is dit praktisch niet haalbaar. Een alternatief – maar minder sterk – is om de werknemers collectief mede te delen dat de vakantiebijslag later wordt betaald en dat als de individuele werknemer hier bezwaar tegen heeft, de werknemer dit schriftelijk aan moet geven. Wanneer er geen bezwaar komt, dan wordt ervan uitgegaan dat de werknemer akkoord is.
Bij een akkoord met de werknemer zou de vakantiebijslag dus zonder problemen later uitbetaald kunnen worden. Of toch niet?
Indien bijvoorbeeld naar de cao voor uitzendkrachten wordt gekeken, is kort gezegd bepaald dat de hoofdregel is dat de gereserveerde vakantiebijslag wordt uitbetaald in de maand mei of uiterlijk in de eerste week van juni.
Wanneer een uitzendonderneming vervolgens met de uitzendkracht vanwege de coronacrisis afspreekt dat de vakantiebijslag bijvoorbeeld in december 2020 wordt uitbetaald, is deze afspraak in strijd met de cao voor uitzendkrachten. Op basis van artikel 12 van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst geldt dat iedere afspraak in strijd met de cao nietig is. In juridische zin bestaat de gemaakte afspraak dus niet en geldt de cao-bepaling.
Op het moment dat een uitzendonderneming deze afspraak maakt en de vakantiebijslag later uitbetaalt, zou de uitzendkracht zich op een later moment op het standpunt kunnen stellen dat de afspraak nietig was en dat de vakantiebijslag te laat is uitbetaald. De uitzendkracht zou vervolgens de wettelijke rente en de wettelijke verhoging (deze laatste kan oplopen tot 50%) kunnen vorderen. Zeker als het om veel uitzendkrachten gaat, kan dit flink in de papieren lopen.
Overigens bestaat in de cao voor uitzendkrachten ook de mogelijkheid om de vakantiebijslag periodiek uit te betalen, maar deze mogelijkheid laat ik in deze blog buiten beschouwing. Er is dan immers al sprake van een ‘gespreide betaling’ en de werkgever wordt in deze crisistijd niet geconfronteerd met een flinke betalingsverplichting ineens.
Voor het antwoord op de vraag of de vakantiebijslag later uitbetaald kan worden, dient dus goed gekeken te worden naar de eventuele toepasselijke cao. In het geval van de cao voor uitzendkrachten geldt dat de cao bepaalt dat de vakantiebijslag uiterlijk in de eerste week van juni dient te worden betaald. De afspraak waarbij een later uitbetalingsmoment wordt overeengekomen is nietig. Uiteraard is het de vraag of een werknemer / uitzendkracht hierover daadwerkelijk moeilijk gaat doen, maar het is toch goed om het voorgaande in je achterhoofd te houden.
© 2024 Advocaten van Nu