De transitievergoeding uit de WWZ is langere tijd onderwerp van gesprek. In het kort is de transitievergoeding verschuldigd (in de regel 1/3 maandsalaris per dienstjaar) als de arbeidsovereenkomst ten minste twee jaar heeft geduurd en op initiatief van de werkgever ten einde komt. Sinds de invoering van de WWZ zijn over dit onderwerp diverse uitspraken verschenen maar in de regel had dit steeds betrekking op “reguliere werkgevers” en niet op de “flex werkgevers”.
Kort geleden heeft de Rechtbank Noord-Holland een tweetal uitspraken gedaan over de vraag of een uitzendonderneming al dan niet de transitievergoeding moest betalen(klik hier voor de ene uitspraak en hier voor de andere uitspraak).
Casus Rechtbank Noord-Holland
Twee uitzendkrachten waren langer dan twee jaar in dienst van de uitzendonderneming. In de visie van de uitzendonderneming hadden de twee uitzendkrachten zelf hun arbeidsovereenkomst opgezegd om bij een ander uitzendbureau te gaan werken. De twee uitzendkrachten waren echter van mening dat de inlener de uitzendovereenkomsten namens de uitzendonderneming had opgezegd en vorderden de transitievergoeding.
In de procedure hebben de uitzendkrachten onder meer gesteld dat niet was bewezen dat zij zelf hun arbeidsovereenkomst hadden opgezegd. De uitzendondernemingstelde echter dat dit ook niet bewezen hoefde te worden. Voor een aanspraak op de transitievergoeding moet namelijk komen vast te staan dat de uitzendonderneming de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Volgens het algemene bewijsrecht dienen de uitzendkrachten dus te bewijzen dat de uitzendonderneming de arbeidsovereenkomst had opgezegd. De rechter volgde dit standpunt van de uitzendonderneming.
De daaropvolgende vraag was of een eventuele opzegging van de arbeidsovereenkomsten door de inlener – hetgeen overigens ook door de uitzendonderneming werd betwist -, aangemerkt mocht worden als een opzegging door de uitzendonderneming. De uitzendonderneming was van mening dat dit niet het geval was omdat alleen de uitzendonderneming bevoegd is om de arbeidsovereenkomsten al dan niet op te zeggen. Zij is immers de formeel werkgever. Van enige bevoegdheid van de inlener om rechtshandelingen namens de uitzendonderneming te verrichten, was geen sprake. Ook hierin volgde de kantonrechter de uitzendonderneming volledig.
Aangezien de uitzendkrachten niet konden bewijzen dat de uitzendonderneming de arbeidsovereenkomsten had opgezegd, zijn de verzoeken tot betaling van de transitievergoeding afgewezen.
Blijf op je hoede!
Blijf als uitzendonderneming altijd wel op je hoede als de inlener richting de uitzendkracht “opzegt”. Het is niet ondenkbaar dat het handelen van de uitzendonderneming na een beëindiging door de inlener kan worden gezien als opzeggingshandeling, waardoor de transitievergoeding verschuldigd zou kunnen zijn.
© 2024 Advocaten van Nu