Deze hulproep klinkt misschien vreemd vanuit een advocatenkantoor dat niet werkt op basis van toevoegingen (door de Staat gefinancierde rechtsbijstand) en dus niet onder de definitie van Sociale Advocatuur valt. Maar ook wij zijn voorstander van een goed systeem van gefinancierde rechtsbijstand door de Staat omdat wij vinden dat iedereen adequate toegang tot het recht moet hebben!
Als wij een verzoek krijgen van een particulier om hem of haar bij te staan in bijvoorbeeld een ontslagzaak, zijn wij als advocaat gehouden en verplicht om aan de particulier voor te houden dat hij of zij wellicht in aanmerking komt voor door de Staat gefinancierde rechtsbijstand (een toevoeging). Of dat zo is, is afhankelijk van het inkomen van de particulier. Als de particulier inderdaad een beroep kan en wil doen op een toevoeging, verwijzen wij door naar een andere advocaat. Wij willen dan uiteraard graag verwijzen naar een goede advocaat en om dat (enigszins) zeker te weten, verwijzen wij dan graag door naar een advocaat uit ons netwerk. Wij merken de laatste tijd dat steeds meer (juist ook de goede) advocaten uit de sociale advocatuur ofwel gestopt zijn als advocaat ofwel geen toevoegingen meer doen. De reden daarachter is dat het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand in Nederland steeds meer wordt uitgekleed de afgelopen jaren. De vergoedingen aan de advocaten in het stelsel staan namelijk in het geheel niet meer in verhouding tot de hoeveelheid werk die de advocaat daarvoor moet verrichten. Kort samengevat, werken de advocaten zich rot en is daar - in verhouding - geen droog brood mee te verdienen.
De Commissie Van der Meer bevestigt in een recent onderzoek dat advocaten in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand een volstrekt ontoereikende vergoeding krijgen voor de zaken die ze doen en adviseert kort gezegd dat er – eerst- extra geld in het stelsel moet, na alle bezuinigingen in de afgelopen jaren. Minister Sander Dekker, de Minister voor Rechtsbescherming, is het daar niet mee eens en vindt vooral dat het aantal zaken naar beneden moet.
Daarbij heerst het beeld dat advocaten en hun cliënten (als die recht hebben op een toevoeging) sneller gaan procederen, dan wanneer ze dat niet hebben. De conclusie wordt daarbij al snel getrokken dat dat “te snel” is. Uiteraard heb ik in de praktijk ook wel eens het vermoeden gehad dat een advocaat van de wederpartij wel erg makkelijk tot procederen overging omdat er toch op basis van die toevoeging werd gewerkt. Hoewel het uiteraard geen representatief onderzoek is, is dat in mijn advocatencarrière zo weinig voorgekomen, dat het erop lijkt dat een klein groepje het “verpest voor de rest“ en dat er “met een kanon op een mug wordt geschoten”.
Heb ik een oplossing voor het probleem? Nee dat niet, maar het in stand houden van het huidige, vrijwel wegbezuinigde, systeem van gefinancierde rechtsbijstand is in ieder geval geen oplossing. Het lijkt mij dat op zijn minst de vergoeding per zaak moet worden verhoogd om de vergoeding weer enigszins in verhouding tot het te verrichten werk te krijgen. Als Minister Dekker het aantal zaken in de gefinancierde rechtsbijstand naar beneden wil krijgen, lijkt het mij beter om bij “de poort” een betere selectie toe te passen; welke zaken komen wel in aanmerking voor een procedure en voor Interne linkeen toevoeging en welke niet. Als het gefinancierde rechtsbijstand systeem op de huidige wijze wordt voortgezet, zullen steeds meer advocaten uit de sociale advocatuur hun praktijk neerleggen of overgaan naar de commerciële advocatuur, en zullen meer en meer rechtzoekenden in de kou staan en geen rechtshulp meer kunnen inroepen.
Dus Minister Dekker; red de sociale advocatuur (door omvorming van of met extra geld voor het stelsel) en red de Rechtsstaat, want zonder rechtshulp geen Rechtsstaat!
© 2024 Advocaten van Nu